Zoek de vrouw

KNACK 3 juli 2002 (uittreksel)

Annemie Neyts was de eerste politica die niet met alle macht wou verhullen dat ze een vrouw was.
Begin jaren tachtig zorgde Annemie Neyts (VLD), vandaag minister toegevoegd aan Buitenlandse Zaken, voor een trendbreuk in de nog overwegend mannelijke politieke wereld. Ondertussen heeft ze bewezen dat ze het spel mee kan spelen én effende ze het pad voor generaties vrouwen in de politiek.

In 1985 hingen overal affiches waarop u zich stond te schminken. Had u verwacht dat die campagne zoveel impact zou hebben?

Annemie Neyts: “Dat had nog niemand me voorgedaan. We hadden een campagne uitgewerkt met Annemie luistert.. .Annemie antwoordt.. .Annemie beslist.. Annemie Brusselt en Annemie.. Zo ging ik ook te werk: eerst het probleem bekijken, een oplossing zoeken en dan pas beslissingen nemen. En daarnaast was ik een Brusselse en een vrouw. Voor het luik “Annemie” maakten we een foto waarop ik me voor de badkamerspiegel opmaakte. De meeste vrouwen vonden het prachtig dat een politica voor één keer niet met aIle macht wou verhullen dat ze een vrouw was“.

Zou u vandaag campagne voeren met een close-up van uw benen. zoals Freya Van den Bossche heeft gedaan?

Neyts: “Vandaag durven vrouwen in de politiek meer voor hun vrouw-zijn uit te komen. Sommigen overdrijven. maar iedereen moet zelf zijn grenzen vastleggen. Zelf zou ik mijn benen niet op een verkiezingsaffiche zetten – en die van mij mogen ook gezien worden. Maar de één is wat exhibitionistischer dan de ander. En Freya Van den Bossche blijkt toch wel een exhibitionistisch trekje te hebben. al heeft ze duidelijk ook inhoud“.

Wordt een politica anders beoordeeld dan haar mannelijke collega’s?

Neyts: “Een vrouw die zonder franjes zegt wat ze denkt. wordt snel als agressief bestempeld. Bovendien klinkt een kreetje van een mannelijke politicus altijd luider dan een uitspraak van een vrouw. Ach. ik heb pas vrij laat ontdekt hoe onvoorstelbaar mededogend mannen voor elkaar zijn. Ze vergeven zo makkelijk elkaars zwakheden“.

Anno 2002 is er blijkbaar nog steeds een wet nodig om vrouwen boven- aan de lijst te verplichten.

Neyts: “We moeten partijen het excuus uit handen slaan dat ze geen vrouwen vinden. Nu zullen ze vrouwen moeten gaan zoeken“. (…)

Zou uw carrière anders zijn verlopen mocht u een man geweest zijn ?

Neyts: “Ik denk niet dat ik het dan gemakkelijker had gehad. Alleen toen Guy Verhofstadt jaren geleden het VLD-voorzitterschap van me wou overnemen. zou ik als man misschien meer steun gekregen hebben. Omdat het een strijd tussen een man en een vrouw was, vonden de meesten het vanzelfsprekend dat ik een stap terug zou zetten.”

Is België rijp voor een vrouwelijke premier?

Neyts: “Ik hoop dat Guy Verhofstadt nog een tijd premier blijft. Maar er zou zeker een vrouwelijke regeringsleider kunnen opstaan. AI zie ik niet meteen iemand onder het huidige politieke personeel. Minister van Tewerkstelling Laurette Onkelinx (PS) misschien?

Handelsmissies zijn geen plezierreisjes

Burgerkrant april 2002 (Gunter Joye)

‘De pers die mee op handelsmissie gaat, pikt er uiteraard de leuke momenten uit. Het is immers weinig telegeniek om een vergadering van vier uur in beeld te brengen. De diners en toeristische uitstapjes leveren uiteraard veel leukere plaatjes op. Maar één en ander creëert wel een verkeerd beeld naar de publieke opinie toe.’ Aan het woord is Annemie Neyts die regelmatig in het gezelschap van koninklijk bloed de wereld rondtrekt. En ze heeft er een absolute hekel aan dat critici de handelsmissies in het kader van Buitenlandse Handel als geldverslindend en onzinnig bestempelen.

‘Handelsmissies zijn geen plezierreisjes. Het is hard werken en daarenboven zelfs noodzakelijk voor onze bedrijven die handel voeren‘, stelt Annemie vol overtuiging. Buitenlandse handel is een essentieel onderdeel van onze economie. België is één van de grootste exporteurs als je het bevolkingaantal in ogenschouw neemt. Op de wereldranglijst nemen we zelfs de 11de plaats in. En voor Maleisië, 19de op die ranglijst, zijn we een belangrijke partner, vandaar de meest recente handelsmissie.

We zijn naar Maleisië getrokken met een delegatie van ruim honderd mensen. Waarvan ruim driekwart bedrijfsleiders, de rest journalisten en de officiele delegatie. In totaal zijn er zowat 450 bedrijfscontacten geweest. Dat in combinatie met talrijke politieke contacten en werkvergaderingen. De momenten waarbij de benen onder tafel worden geschoven of er een toeristisch uitstapje op het programma staat, zijn dus veeleer schaars‘, licht Annemie Neyts toe.

Volgens onze minister is het algemeen belang van dergelijke handelsmissies ook niet te onderschatten.

Ten eerste is het belangrijk voor die Belgische bedrijven die reeds met het land handel drijven of die er vestigingen hebben. Het bezoek van een regeringsdelegatie en/of koninklijke afvaardiging is een riem onder het hart van diegenen die reeds de stap zetten om in het land te investeren. In die zin is bijvoorbeeld ook de opening van drie regionale handelscentra in Maleisië van groot belang. Het geeft de bedrijven daar de nodige uitstraling.

Ook voor het bezochte land is de ontvangst van een handelsmissie belangrijk. ‘In ons zog hebben wij meestal een twintig journalisten. Waaronder enkele cameraploegen. Voor de autoriteiten daar biedt dat de unieke gelegenheid om hun land eens in de kijker te plaatsen.

Die belangstelling hangt volgens Annemie Neyts vaak rechtstreeks samen met de aanwezigheid van Prins Filip op dergelijke handelsmissies. ‘Wij doen hier in België nogal vaak smalend over het koningshuis. Maar in het buitenland opent de prins deuren die anders ook voor officiële delegaties gesloten blijven. Het verhoogt in die landen de geloofwaardigheid van de missie‘, luidt het.

Meer kmo’s

Voor onze bedrijfsleiders die met buitenlandse expansieplannen rondlopen, kan een dergelijke missie van groot belang zijn. Weten waar je wel of niet terecht kan als je met dit of geen land handel willen drijven. Een intro in de administratieve geplogenheden, de cultuur, transportmogelijkheden, infrastructuur, de markt, etc. Vaak kunnen de bedrijven dat ook niet zomaar ter plaatse gaan bekijken. Grote bedrijven misschien wel, maar de kleine kleine of middelgrote ondernemer heeft die financiële armslag niet.

Mét de hervorming van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel en het meer regionaliseren van de exportbureau’s (in Vlaanderen is dat Export Vlaanderen) , is ook het concept van de handelsmissies bijgestuurd. Vroeger waren het inderdaad veelal grotere bedrijven of multinationals die mee op handelsmissie gingen. Nu liggen de kaarten enigszins anders. Sinds het aantreden van paars-groen is voluit de kaart getrokken van de kmo’s. En de reacties zijn unaniem positief. We gaan dus de ingeslagen weg verder bewandelen. Dat is ook logisch, aangezien onze Vlaamse economie voor ruim negentig procent op kleine en middelgrote ondernemingen is geënt.”

De voorbije handelsmissies was de delegatie dan ook een ideale mix tussen kleinere en grotere bedrijven en ondernemingen die op de meest diverse terreinen actief zijn. Van producenten van tuinmeubelen tot fabrikanten van chips en vertegenwoordigers van financiële instellingen. Die diversiteit vergt uiteraard ook een goede voorbereiding. Want elke sector, elk bedrijf zit wel met specifieke problemen of vragen. Ook dat wordt allemaal uitgeklaard tijdens diverse vergaderingen.”

De bedrijven – die zelf de reis bekostigen – schrijven in via de gewestelijke exportagentschappen. Op het programma staan dit jaar alvast nog handelsmissies richting Chili (april), Koeweit (okt) en Australië (nov). Meer informatie over de buitenlandse handelsmissies kan je verkrijgen via de (nieuwe) site http://www.beb-ree.be/ (voorheen http://www.finexpo.be/)

Gunter JOYE

Met voorzichtig vertrouwen

Uittreksel uit Knack 20 maart 2002 – interview H. Van Humbeeck

In België is ze als minister toegevoegd aan Louis Michel.
Daarbuiten is ze voorzitter van de Liberale Internationale. Annemie Neyts over George w. Bush en Guy Verhofstadt, over Naomi Klein en Pim Fortuyn. . ‘Ik heb altijd gevonden dat John Maynard Keynes eigenlijk een liberaal was.’

Eerst moest ze naar de top in Barcelo na natuurlijk, en aansluitend was er nog een Europese verplichting in Toledo. Maar deze week is Annemie Neyts in Budapest. In de Hongaarse hoofdstad wordt ze opnieuw verkozen tot voorzitter van de Liberale Internationale. Ze is de enige kandidate. Neyts volgde in die functie de Nederlander Frits Bolkestein op, toen die enkele jaren geleden Europees commissaris werd.

‘We hebben ons hoofdkwartier in de National Liberal Club in Londen’, vertelt de minister van Buitenlandse Zaken toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. ‘In de hal daar staat een buste van William Gladstone, een Engelse liberaal uit de negentiende eeuw. In het voetstuk van die buste staat deze zin gebeiteld: Conservatism is distrust in people qualified bij fear -Liberalism is trust in people qualified bij prudence. We gaan er niet van uit dat alle mensen goed zijn. Maar we vinden wel dat ze vertrouwen moeten krijgen. Dat ze de kans moeten krijgen om hun leven, hun eigen gemeenschap op te bouwen. ‘Ik denk dan aan 11 september. Als het terrorisme en het antwoord daarop ertoe leiden dat vertrouwen wordt vervangen door wantrouwen, door vrees en haat: dat is de grootste overwinning die we het terrorisme kunnen bezorgen. We moeten er hardnekkig over waken dat we in de strijd tegen het terrorisme er niet een aantal van onze vrijheden bij inschieten. Ik weet niet of die zin van Colin Powell voldoende aandacht heeft gekregen. In verband met de kritiek op de fameuze State of the Union van George W. Bush, met daarin de passage over de zogenaamde As van het Kwaad, zei de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, bijna verontschuldigend: “The president speaks the truth as he sees it.” Dat is toch ongelooflijk. De Amerikaanse president handelt naar de waarheid, zoals hij ze ziet. De man over wie het weekblad Time onlangs in een groot verhaal goedkeurend schreef dat hij nooit een boek leest. Hij heeft dat namelijk niet nodig. Maar: de Amerikaanse openheid maakt dat zoiets dan ook wordt gezegd. Daarom hou ik ook van hen.”

PARTIJEN ZIJN NIET SEXY

Annemie Neyts is altijd een liberal geweest in de Angelsaksische betekenis van dat woord. Toen Guy Verhofstadt de toenmalige PVV de boodschap van Margaret Thatcher voorhield, stond ze niet bepaald aan zijn zijde. Desalniettemin spoorde diezelfde Verhofstadt er zijn Spaanse collega José Maria Aznar voor de top in Barcelona toe aan om ook aandacht te hebben voor het sociale Europa.

Het probleem met die Europese raden’, zegt Neyts, ‘is dat er vaak enorme verwachtingen worden gewekt die daarna nooit werkelijkheid kunnen worden. Ik ben daar beducht voor. Ik vind natuurlijk ook dat we de grootste kenniseconomie van de wereld moeten worden, maar we mogen niet de indruk geven dat daar op korte termijn spectaculaire resultaten van te merken zullen zijn. Want dat zal niet zo zijn. De modale kiezer van Pim Fortuyn is een relatief jonge man met een lage opleiding. We mogen niet doen alsof we al zijn problemen onmiddellijk kunnen oplossen. We moeten duidelijk maken wat onze bekommernis is, maar ook dat we daar op korte termijn niets aan kunnen doen’.

Ik heb dat probleem pas gaandeweg ontdekt, Ik kom uit het onderwijs. Een leerling die faalde, dat was voor mij een persoonlijke mislukking. Er zijn mensen die te zwak zijn om mee te kunnen. Mijn hele politieke actie is erop gericht dat ik mij daar niet bij neerleg, Maar ik heb ook geleerd hoe frustrerend het is als je niet mee kan.’

Politiek commentator William Pfaff betoogde enkele weken geleden in de International Herald Tribune dat het liberalisme in de jaren zeventig als het ware door een bepaalde economische school werd gekaapt. Harde kapitalistische opvattingen vonden daarna via Ronald Reagan en Margaret Thatcher hun weg naar de politiek en ze veroverden langs modieuze business schools om de wereld. Die evolutie is, volgens Pfaff, mee verantwoordelijk voor een kramp in de samenleving omdat ze mensen tegen elkaar opzet in een uitzichtloze uithoudingsrace. Wij hebben daar in Vlaanderen een woord voor: verzuring.

‘Ik ben het tot op zekere hoogte met Pfaff eens’, zegt de voorzitter van de Liberale Internationale. ‘Het politieke liberalisme heeft zich inderdaad te veel met één welbepaalde economische stroming geïdentificeerd, Milton Friedman, de Public-Choiceschool, Friedrich von Hayek. De boys die het terreurregime van Augusto Pinochet in Chili van advies dienden’.

Dat is niet mijn wereld. Ik heb altijd gevonden dat John Maynard Keynes eigenlijk een liberaal was. Maar het gaat ook hierom: mensen laven zich aan macht. En wat is macht? Macht is beslissen over andere mensen. Neem die jonge, meestal mannelijke producten die opgefokt uit die business schools komen. Hoe ze te keer gaan! De beste is diegene die de meeste mensen ontslaat. Dat is een totale pervertering van het begrip macht. Wij hebben ons daar in de politiek veel te weinig tegen verzet.’

KUNT U HET ZICH VOORSTELLEN? GEORGE W. BUSH HANDELT NAAR DE WAARHEID, ZOALS HIJ ZE ZIET!

Nog net voor ze naar Barcelona vertrekt, zit Neyts in het Egmontpaleis een seminarie voor met Belgische werkgevers, vakbonden en vertegenwoordigers, van niet-gouvernementele organisaties. Onderwerp: het begin van nieuwe onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie over de ontwikkelingsagenda die in november van vorig jaar werd afgesproken.

De Belgische regering heeft aandacht voor het probleem. Premier Guy Verhofstadt ontving de anders-globalisten vorig jaar in Gent. Hij wil die oefening dit jaar herhalen. ‘Wat wij doen, past voor een stuk in het opzet van de premier‘, vindt Neyts. ‘Als ik mij een woordje van kritiek op hem mag veroorloven: ik vond dat de vedetten van het anti-globalisme in Gent een beetje te veel naar voren werden geschoven. Die mooie madammen, Naomi Klein, Noreena Hertz. Ik ken het slag. Klein had in de jaren tachtig veel succes met boeken tegen het feminisme. Vrouwen moeten thuis blijven en voor hun familie zorgen, vond ze. En ze reisde zelf de wereld rond om die boodschap te verkondigen.

Maar we moeten natuurlijk de dialoog aangaan. Zeker na 11 september moeten we ons dringend over de kloof tussen arm en rijk buigen. In al die debatten over ontwikkeling mis ik aandacht voor de politieke kant van de zaak, voor de stevigheid van politieke structuren. We moeten kennis overbrengen om het embryo van een administratie, een regering, een parlement te laten werken. Iedereen praat altijd over mensenrechten, maar niemand vraagt zich af of er structuren zijn om die te laten naleven. Bijvoorbeeld: wie leert de mensen in de ontwikkelingslanden hoe ze een politieke partij moeten opbouwen? We helpen meestal wel bij de organisatie van verkiezingen -de piekmomenten in het democratische leven. Maar eigenlijk gebeurt het echte werk toch tussendoor, in het kader van partijen. Het is niet sexy, maar ik vind structuren belangrijk. Het zijn structuren die zorgen voor duurzaamheid.’

De eindejaarsvraagjes van Humo 2001

Uittreksel – 31/12/2001

Belangrijkste trend,gebeurtenis, evolutie of trend van dit jaar?
De andere wereld waarin we leven na 11 september, en dat sommigen dat nu tot een cliché proberen te maken, wat het gewoon niét is.

Globalisten en anti-globalisten die communicatiekanalen nodig hebben in plaats van betogingen.
Politieke herverkaveling moet men in Vlaanderen maar eens anders gaan noemen nu het wereldlandschap hertekend werd, kwestie van bescheidener perspectief…

Beste/slechte radio/tv van 2001?
Goed: Een undercover-documentaire van Saira Shah “Beneath the veil” over de Afghaanse vrouwen. Dit jaar weinig TV gezien, want veel in het buitenland. Radio altijd aan in wagen voor nieuws en duiding, allerlei zenders maar toch vaak radio Vlaams Brabant voor dat thuisgevoel…. De Nieuwe Wereld met Friedl Lesage, en “Buitenlandse Zaken” op radio1
Slecht: verslaggevers “ter plaatse” die helaas niets te melden hebben.beste

Boek/film/concert/CD/toneel van 2001?
Het boek «Réflexions sur la guerre, le mal et la fin de l’histoire» van Bernard-Henri Lévy heeft diepe indruk nagelaten. Verder “Le progrès et ses ennemis” van Guy Sorman en bij de romans “A suitable boy” van Vikram Seth en “Le Mort qu’il faut” van Jorge Semprun.
Het “Dagboek van Bridget Jones” van Helen Fielding heb ik met veel plezier gelezen (v.g.), herlezen en zelfs geciteerd – daar kan de film dan alleen een zwakke afdruk van zijn.

Wie wenst u wat toe voor 2002 (ten goede of kwade)?
Aan alle regeringen: onderscheidingsvermogen zodat de strijd tegen terrorisme geen afbreuk doet aan vrijheden en mensenrechten. Aan de Belgische regering: een goede afkickperiode na het voorzitterschap van de Europese Unie. Aan alle dierbaren: dat ik ze in 2002 meer zie

Een fijne avond volgens Annemie Neyts

Bonanza – 5 maart 2001 (WDB) (uittreksel)

“… In Kinshasa beleefde ik een prettige avond, omdat we er met de hele delegatie hebben gegeten in Hotel Memling (…).

Je beseft dan wel: ‘dit is een beetje vreemd want we zijn hier aangenaam aan het dineren in een stad waar de meeste mensen niet genoeg te eten hebben.’ Dat contrast laat je geen minuut los. Ik werd er ook rondgereden in een jeep, voortdurend vergezeld van drie gewapende mannen. Een bodyguard in mijn auto, en nog een auto achter ons. Dat is niet meteen mijn idee van een avondje uit. (Lacht) Enfin, daar kick ik echt niet op. We hebben het in Hotel Memling niet erg laat gemaakt. Ik denk tot half twee. Voor mij mag dat later worden. Een geslaagde avond is er één die lang duurt.

Eigenlijk is een toffe avond voor mij onafscheidelijk verbonden met vriendschap. Mensen terugzien die je lang niet meer hebt gezien. (…) De lokatie is belangrijk. (…) liefst niet lelijk. Daar ben ik zeer gevoelig voor. Ik kan niet goed tegen de absolute smakeloosheid die je soms tegenkomt. Ze hebben ons eens in een hotel in Nice gestoken, waarvan ik dacht: Dit hou ik niét uit. De volgende dag heb ik een ander hotel gebeld en waaileweg, zoals ze in Brussel zeggen. Dat eerste hotel was gewoon agressief lelijk met combinaties van donkerbruin en formica en oranje vasttapijt. Daar word ik depressief van, of zeer kwaad.” (…)

De bibliotheek van Annemie Neyts

Standaard der Letteren, 15 feb 2001, Raf Weverbergh (uittreksel)

(…) ,,Ik heb een tijd geleden mijn boeken gerangschikt. Ik ben begonnen met de kunstalbums en boeken over kunstgeschiedenis, daarna komen er een paar planken feministische literatuur – de klassiekers van de feministische theorieën uit de jaren zeventig. Dan heb ik wat poëzie, maar niet veel, want ik ben niet zo’n liefhebber van poëzie. Vervolgens twee rekken, alfabetisch gerangschikte, Angelsaksische literatuur, te beginnen bij Austen, Jane en dat eindigt bij Woolf, Virginia zeker? De afdeling Franse werken gaat van de vroege Franse teksten, die ik tijdens mijn studies Romaanse moest bestuderen, over Villon tot de hedendaagse literatuur. En ten slotte nog een hele rij werken over politieke wetenschappen, en wat sociologie.” (…)

 

,,Als ik zeg dat ik de literatuur volg tot vandaag, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat ik alles systematisch volg, maar ik probeer wel de boekenbijlagen te lezen in diverse kranten en tijdschriften. Zo heb ik ooit dankzij een recensie The Remains of the Day ontdekt van Kazuo Ishiguro. En Helen Fielding, daar ben ik nu een grote fan van. Haar tweede, The Edge of Reason , heb ik kapot gelezen. Als ik echt niet meer weet wat lezen en ik zoek gewoon wat verpozing, lees ik een paar van haar dagboekaantekeningen. Nineteen cigarettes today. VG, Very Good ,” citeert ze, en ze lacht hartelijk. ,,Ik ben een veelvraat, ik lees bijna alles. Behalve sciencefiction. Omdat dat me absoluut niets zegt. Dat heeft te maken met een diepe aversie voor alles wat utopisch is, zelfs voor Thomas More en Jonathan Swifts Gulliver’s Travels . Het zijn allemaal veel te rationele constructies, gesloten, totalitaire systemen. Fascistoïde, eigenlijk. Ik heb ontdekt dat dat de reden is waarom dat genre me tegenstaat.”

,,Ik ben eens gevraagd om een uiteenzetting te geven over wat literatuur is. Ik heb mij toen voor het antwoord gebaseerd op enerzijds de biografie van André Leysen en anderzijds op L’Ecriture ou la vie van die Spanjaard, voormalige minister van cultuur, een socialist – de naam ontglipt mij.” ,,Jorge Semprun,” suggereert Cooreman. ,,Inderdaad, Jorge Semprun. Bon, ik heb hen genomen omdat het gegeven van beider boeken heel gelijkaardig is: de ervaringen van een jongeman in de Tweede Wereldoorlog. Leysen had een Duitse moeder en zijn familie sympathiseerde met de bezetter, Semprun is de zoon van een minister van de Spaanse republiek, is gevlucht voor Franco, in het Franse verzet gegaan en daarna in een kamp terechtgekomen. Dat hun ervaringen min of meer tegenovergesteld zijn, doet er niet toe: het gaat om hoe ze ermee omspringen. En dan blijkt dat het boek van Leysen alleen interessant is omdat je weet over wie het gaat. Hetzelfde boek van Jan met de pet zou volslagen onleesbaar zijn. Hij slaagt er niet in om van die belevenissen iets te maken dat waardevol is op zich. Sempruns boek zou, zelfs als het anoniem was, nog altijd meeslepend zijn, omdat hij met dat materiaal veel meer gedaan heeft: hij probeert te begrijpen. Leysen blijft hangen in de anekdotiek. Semprun voegt, door literaire arbeid, iets toe aan de menselijke ervaring.”

,,Het criterium voor een goed boek? Ik ging zeggen een goed verhaal, maar dat is niet juist. Het spel met woorden is ook belangrijk, maar misschien is het belangrijkste dat het je horizon verruimt. Er zijn bibliotheken vol geschreven over de relatie tussen literatuur en werkelijkheid, maar volgens mij schépt literatuur werkelijkheid. Stephen Dedalus en Madame Bovary behoren tot je kennissenkring. Je kan erover praten, je over Emma Bovary afvragen: waarom doet ze dat nu? Personages bestaan echt, zij het op papier en voor de rest in onze geest en in onze harten. Maar ze geven ons meer inzicht over hoe we zelf in elkaar zitten, hoe anderen in elkaar zitten. Er zijn zo van die personages om verliefd op te worden: Fabrice du Donjon uit La Chartreuse de Parme van Stendhal, die de slag van Waterloo mist omdat hij verloren is gelopen. De Fransen zeggen nog altijd: il était comme Fabrice á Waterloo over mensen die met hun neus op een grote gebeurtenis zitten en ze nog missen. Het is echt een fantastisch boek, maar ik durf het niet goed herlezen omdat ik bang ben dat het zal tegenvallen.”

,,Ik hou van verhalen waar het niet zozeer de externe feiten zijn die het verhaal vooruit helpen, maar de gevoelens en inzichten van de mensen. Die boeken verruimen je horizon door je deelachtig te maken aan dingen die je zelf nooit zou kunnen meemaken. Of niet zou durven doen. Ik heb een tijdlang gedacht dat ik me had vergist door Romaanse te studeren, dat ik rechten had moeten doen. Pas een hele tijd later heb ik beseft dat ik me niet vergist had. Ik denk dat ik een behoorlijk stuk mensenkennis heb, en literatuur heeft daar enorm toe bijgedragen.”

Kisses from Brussels

voorjaar 2000

Annemie Neyts promoot Brussel met chocolade-kusjes

Kusjes van Neyts en Brussel bank vooruit

18 mei Nieuwsblad (VAK) uittreksel

Brussel is meer dan een stad waar handel, instellingen en technologie centraal staan. In Brussel is het ook goed leven. Dat wil (…) Annemie Neyts de wereld laten weten. De minister doet daarvoor een beroep op chocolade, een typisch Belgische lekkernij. (…) Bijkomend element dat Neyts met de promotie wil benadrukken is dat Belgische chocolade geen andere vetten opneemt dan cacaoboter, een uitvloeisel van haar “vorig leven” in het Europees parlement, waar ze de debatten bijwoonde ver de nieuwe richtlijn over de samenstelling van chocolade. (…)

Neyts durft
30 juni Vrouwen van Vandaag/MSN
Neyts (…) tekent voor een alleszins origineel idee om de Brusseldagen op de wereldtentoonstelling in Hannover op te fleuren. Annemie Neyts: “Waarom Brussel niet wat sympathieker voorstellen dan als centrum van instellingen, congresstad, hoofdstad van Europa – we kunnen toch ook het “andere” Brussel tonen, Bruxelles-branché, het Brussel waar ménsen wonen, het Brussel dat bubbelt en bruist, het Brussel van de Dansaertstraat”. (…)

Lijk ik op Madeleine Albright? Neen toch

Het Laatste Nieuws – 7 december 2000

Ze sjeest van het ene Europese congres naar het andere, reist in zes dagen half Afrika rond en neemt tegenwoordig de honneurs waar als prins Filip op handelsmissie gaat. Sinds Annemie Neyts (56) twee maanden geleden is aangesteld als staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, brusselt ze niet meer. Nu ze ‘eindelijk word opgevist door de nationale politiek’, ziet ze integendeel nauwelijks nog haar vertrouwde thuishaven. En zit ze, als een Vlaamse versie van de Amerikaanse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken Madeleine Albright, gedecideerd en zakelijk naast de imposante president Kablia. Of ze spreekt met de leiders van het nieuwe Joegoslavië. Met een ‘naturel’ alsof ze dat altijd al gedaan heeft. Even checken of ze het zelf nog leuk vindt ook.

“Leuk? Het is schitterend. Echt waar. Ongelooflijk boeiend. Ik ben een kind van juni 1944. Ik ben opgegroeid met verhalen over oorlog en bezetting en heb zeer vroeg begrepen dat het de politiek is die beslist over oorlog dan wel vrede in de wereld. Vanuit die instinctieve bevlogenheid ben ik zeer blij dat ik nu mijn ervaring kan gebruiken namens en voor mijn land en Europa. Daar ben ik toch een klein beetje gelukkig en fier over”.

Eindelijk, zei men bij uw aanstelling, nu Annemie is opgevist door de nationale politiek kunnen we haar serieus nemen.

“Die opmerkingen kwetsen me niet, ze bevestigen wat ik al wist. Als minister in het Brussels gewest had ik een begroting van 70 miljard, wat oneindig veel meer is dan nu. Maar dat interesseerde nauwelijks iemand. Je geraakte nooit uit de regionale bladzijden. Ik vind dat niet rechtvaardig en zelfs niet verstandig, want er gebeurt veel goed werk in de gemeenschappen en de gewesten. Ik kon dat in mijn eentje niet veranderen, helaas .. “

U had een erg druk agenda de voorbije weken. Opgemerkt waren uw reis met prins Filip naar Argentinië, u had een ontmoeting met de nieuwe president van Joegoslavië Kostunica. uw reis naar Afrika was een krachttoer want…

“.. ik heb er in zes dagen zeven staatshoofden bezocht in evenveel landen, jawel. Onmiddellijk daarna waren we in Estland en in Stockholm, in Bazel en Mulhouse in Frankrijk, waarna we doorreisden naar Sochaux voor een Europese conferentie. Woensdag mocht ik EINDELIJK even naar huis. Vrijdag gingen we nog over en weer naar Den Haag voor Benelux-overleg, zaterdag naar Parijs voor een werkvergadering van Europese ministers van handel. Gisteren had ik een dagje Brussel, morgen ga ik naar Nice en zondag met prins Filip en prinses Mathilde naar Korea. Daarna is het, hé hé, tijd voor een vakantie in Marokko! “

Ik dacht onwillekeurig aan Madeleine Albright, toen ik u op het journaal naast de indrukwekkend voluptueuze Kabila zag zitten …

“Ha ja? Lijk ik op haar? Neen toch?- Allez vooruit”. (lacht) Of- zou het niet dát … Ik vind het andersom wel kinderachtig dat bepaalde oppositieleden het Michel verwijten dat hij regelmatig zijn staatssecretaris uitstuurt. Ik zit hier toch niet om niets te doen!”

Kan u genoeg invloed uitoefenen als vrouw? Heeft iemand als Kabila het er moeilijk mee dat een vrouw met hem komt onderhandelen?

“Er is een verschil, omdat er bij contacten tussen mannen en vrouwen een pikante situatie kan ontstaan, haha! Maar ik heb nooit ervaren dat een gesprekspartner niet au serieux nam wat ik te zeggen had namens de Belgische regering omdat ik een vrouw ben. Je wordt anders benaderd, minder brutaal misschien”.

Hoe is dat, zo’n ontmoeting met een Kabila?

“Gewoon. Neen, da’s niet waar. ‘Gewoon’ is het niet. Aan de ene kant besef ik altijd wel dat ik iets heel bijzonders aan het meemaken ben. Anderzijds beschouw ik zo’n ontmoeting ook gewoon als mijn werk. Je kunt niet blijven steken in het ‘If my mother could see me now’- gevoel want dan ben je d’r niet bij met je volle verstand. Bovendien blijf ik me ook altijd bijzonder bewust van de verantwoordelijkheid die op me rust: ik zit daar niet als Annemie Neyts uit Brussel hé, maar als De Nummer Twee van Buitenlandse Zaken van België. Vandaag ben ik dat, morgen is dat iemand anders. Die continuïteit overstijgt jouw persoon en jij hoort gewoon je best te doen. Want zo’n gesprek moet tot iets leiden, nietwaar. Ik probeer altijd superaandachtig te luisteren, ook goed te kijken naar de lichaamstaal, meteen in te spelen òp, zonder als brutale vlegel over te komen. Na anderhalf uur kom je daar uitgewrongen buiten, hoor. Maar ik doe dat graag”. (…)
“In Europa zijn er vrouwelijke buitenlandministers in Luxemburg en Zweden, in Griekenland, Kroatië en in België is er een staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken en that’s it. In de zachte sectoren -Welzijn, Sociale Zaken enzovoort- zijn de vrouwen al goed vertegenwoordigd. Maar de harde sectoren -de zogenaamde’ autoriteitsdepartementen’ als Defensie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken- zijn dus de volgende verdedigingslijn die we moeten innemen. (lacht) Ik heb één vrouwelijke minister van defensie gekend, in Finland. Zij is in Joegoslavië de massagraven moeten gaan inspecteren”. (…)

U vertrekt zondag met Filip en Mathilde op handelsreis naar Korea. Burgers die wilden mee reizen, konden zich inschrijven. Ferm staaltje van popularisering van ’s lands instellingen. Moet dat nu echt?

“Dat bericht stond in de krant, hoorde ik ja. (lacht) Maar ons initiatief was het niet, evenmin dat van het Hof. Van de vliegmaatschappij zelf allicht?”

Hoe dan ook: boe ver mag popularisering van de politiek gaan?

(zucht) “Ik ben niet degene die zegt ‘dat politici niet in spelletjes horen te zitten’, want ik heb ze zelf allemaal gedaan toen ik nog oppositielid was. Nu zou ik het niet meer doen. Omdat wat je als minister doet, kan afstralen op je functie. Ik vind: de instellingen bestonden vóór mij, ik kreeg ze in redelijk goede staat en zo wil ik ze ook weer afleveren als mijn taak erop zit. Ik ben wél bij Bracke en Crabbé geweest, maar dat is weer ander entertainment … “

Probeert u populair te zijn?

“Euh, ik bén populair. Ik haalde 200.000 voorkeurstemmen. De mensen herkennen je kop, maar zoals mijn moeder zegt: Je hebt er genoeg voorgedaan, dus moet je er nu niet om zeuren. Er is inderdaad de groeiende concurrentie onder politici, er is de invloed van de media. Spijtig? Onafwendbaar, denk ik. Ik was in Nederland op een partijcongres van de VVD. Drieduizend man in het Krasnapolsky-hotel in Amsterdam. Wel, elke minister had daar een act. Annemarie Jorritsma deed Don’t cry For Me Argentina. Een rits jonge parlementsleden deden The Blues Brothers. Frits Bolkenstein zat zichtbaar te genieten en vroeg me: “Annemie, zouden jullie dit nou ook doen in België?” Ik zei: Neen, Frits, daar zijn wij te spontaan voor! (lacht) Zoiets is hier nooit gezien hé, behalve dan bij de CVP en het achtervolgt hen nog! ” (…)

Het vakantiegevoel van Annemie

(uittreksel uit Het Laatste Nieuws van 29/07/00)

Het leukste plekje in eigen land?
Terrasjes op de Oude Graanmarkt in Brussel
Wat neemt u zeker mee in uw koffer?
Boeken, één per anderhalve dag
Uw droombestemming?
Wijd weg, waar weinig witte wezens wonen
Rondtrekken of zonnekloppen?
Ik hou van de zon, maar niet om ze te kloppen
Waar zullen ze u nooit zien?
Pretparken, de naam alleen zegt genoeg.

Dagboek van een Vlaming: expo 58, mei 68, Vietnam en het feminisme

(uittreksels) Dag Allemaal 20 juli 1999

ANNEMIE NEYTS werd aan de universiteit een overtuigd feministe
‘Zelfs die linkse, progressieve en vrijzinnige jongemannen zagen ons liever thuis aan de haard blijven’
In onze interview- reeks ‘Het dagboek van de Vlaming’ komen de Nieuwe Tijden dichterbij.
Politica Annemie Neyts over Expo 58, de pil, het feminisme, Vietnam en het scharnierjaar 1968:

Politica Annemie Neyts over Expo 58, de pil, het feminisme, Vietnam en het scharnierjaar 1968: ‘Intellectueel borrelde er wel wat, maar er was ook veel schuim en hype bij.’
Het is elf uur. Annemie Neyts is blij, maar nog een beetje moe wanneer ze ons in haar kantoor, compleet met een collectie beertjes en verse bloemen, hartelijk ontvangt. De voorbije, lange nacht heeft de liberale politica met haar collega’s een regeerakkoord over Brussel gesloten. Mét garanties voor de Vlamingen, zegt ze enthousiast. Alsof we daaraan twijfelden. Annemie Neyts is een kind van de wederopbouw, heeft de welvaarts- en verzorgingsstaat zien groeien en liet de wind van mei ‘68 door haar haren waaien.

Welke herinnering is u het sterkst bijgebleven?
In een van mijn verste herinneringen ben ik een meisje van drie.Op een avond, het was aardedoriker,barstte een hevig onweer los boven het huis van mijn grootmoeder in Tongeren, waar ik logeerde. Opeens flitste langs de schoorsteen in de bijkeuken een vuurbol voorbij. Voor onze ogen is die bol over de tegels voortgeraasd en langs de waterleiding verdwenen.

Was je wel vaker bang?
Toen grootmoeder op sterven lag, heb ik een tijd in de kleuterklas op een katholieke school gezeten.Een non vertelde over de hel en de duivel. Ik had daar nog nooit van gehoord, wij zijn van huis niet kerks. Enkele weken later vloog deur van het klaslokaal open en daar stond hij, de duivel. Ik begon zelfs te krijsen. Maar het was de pastoor in soutane. De volgende dag heb ik mijn schoenen verstopt om niet meer naar school te hoeven gaan. Na de Tweede Wereldoorlog moest het land worden heropgebouwd. Stap voor stap kregen de Vlamingen het materieel beter.

Hoe keek u daar met uw kinderogen tegenaan?
Alles bij elkaar was het een probleemloze, gelukkige fijd. Eens per week gingen mijn broer en ik met de tram naar de ‘stad’, zoals we Brussel-centrum noemden. Frans en ik wandelden of winkelden, terwijl moeder een afspraak had met een vriendin in een theesalon van de Innovation of de Bon Marché, waar een orkestje speelde. Van comfort zoals we dat vandaag allemaal kennen, was evenwel nog geen sprake. De eerste ijskast dook rond 1951 op. Mijn broer en ik sliepen op de zolderverdieping, waar geen centrale verwarming was, die kwam er pas rond mijn twaalfde. Het heeft ook zijn tijd geduurd voor we over een volledig ingerichte badkamer beschikten. En we moesten het lang doen zonder warm water. Dat was vrij normaal in die tijd. In 1962 kochten mijn ouders hun eerste auto. Moderne luxe heb ik nooit als vanzelfsprekend beschouwd, nu nog niet. Dat is ongetwijfeld een gevolg van mijn kindertijd.

Hoe was het op school?
Heerlijk! De school in Etterbeek was gemengd en dat was heel plezant. Ze ligt in een groot park. Je kon in de dennen klimmen. Naast het centrale gebouw bevonden zich barakken, voorlopige gebouwen. Je deed de deur van zo’n klaslokaal open en stond in het park. Het ging er ook zeer modern toe. De leerkrachten onderhandelden collectieve afspraken met ons. Dat kwam door de aanwezigheid van Nederlandse leerlingen, die doorstroomden van de nabijgelegen basisschool Prinses Juliana. Hun mondigheid en vrijgevochtenheid straalde op ons af.

Waarover praatte u met uw leeftijdgenoten?
Over de liefde, of wat dacht u? Stukken interessanter dan over de Koude Oorlog een boom op te zetten. De Belgische politiek vonden we niet om aan te zien. Wij waren de enigen niet. In de winter van 1960-1961 vonden onder impuls van de Waalse vakbondsleider André Renard stakingen plaats tegen de Eenheidswet van de regering-Eyskens (een fors besparingsprogramma, nvdr). Er gold zelfs een samenscholingsverbod. Je kon Brussel niet in vanwege de opstootjes her en der. Er heerste een bijna revolutionaire sfeer.
U hebt de jeugdcultuur op het einde van de jaren vijftig zien of misschien zelfs horen – ontkiemen. Deed u enthousiast mee?
Ik zat op zondagavond aan Radio Luxemburg gekluisterd om niets van de top-twintig te missen. The Everly Brothers, Paul Anka, Elvis Presley, later ook Cliff Richard: dat was de muziek van niijn tienerjaren. Met een groepje vrienden bezocht ik ook jazzconcerten. We hielden van jazz, maar er was ook een tikje snobisme mee gemoeid. (lacht) Later traden The Beatles en The Rolling Stones op het voorplan. Ik heb de Stones zien optreden toen de openbare omroep hen nog kon betalen. Zo bekend waren ze, dat men publiek voor hun BRT-optreden moest rekruteren. ‘And now please scream’, maande de applausmeester ons aan. Sommige vriendinnen deden dat met grote overtuiging. Ik hield overigens van The Beatles én The Stones.

Zorgde de opkomst van de rock-‘n-roll en de protestsong voor een generatieconflict ten huize Uyttebroeck?
Neen, toch niet. Hoogstens vroegen rnijn ouders om enkel en alleen op mijn kamer lawaai te maken. Trouwens, mijn ouders hielden ook van het populaire lied. Ik zong op de speelplaats liedjes van Brassens. Die kende ik van hun platencollectie. Alhoewel ik als zesjarige wel niet begrepen zal hebben waarover die chansons het hebben. Censuur bij wat ik las of waar ik naar luisterd heeft bij ons thuis nooit bestaan. In de uitgebreide bibliotheek van vader kon ik in alle vrijheid op verkenningstocht gaan. En ik heb veel gelezen. Op mijn tiende kreeg ik de mazelen. Antibiotica was er nog niet, dat betekende dus drie weken thuisblijven. Bij de kachel, een Surdiac feu-continu, heb ik boeken verslonden.

Was politiek een gespreksonderwerp aan tafel?
Ja, thuis was er veel belangstelling voor hetgeen er in de wereld gebeurde. Ik ben opgegroeid met verhalen over oorlog, bezetting, collaboratie, hamsteren en smokkel. Veel pittoreske anekdotes, maar ook veel drama’s en menselijk leed. Toen in 1950 de oorlog in Korea begon, kreeg ik het benauwd. Nu wordt het ook bij ons weer oorlog, dacht ik. In 1956 kregen we de oorlog van Frankrijk, Engeland en Israël tegen Egypte rond het Suezkanaal. Ook de inval van de Sovjetrussen in Boedapest tekende 1956. Ik speelde bij een vriendinnetje toen dat nieuws bekend raakte. Haar oma riep opeens: ‘Christine, Annemie, jullie moeten komen, het is oorlog!’ In mijn herinnering is het in mijn jeugd nooit rustig geweest, er hing een soort continue oorlogsdreiging op de achtergrond. Ik zie de Paris Match-foto’s van de verovering van Dien Bien Phu door de Vietnamese guerrilla, in 1954 was dat, nog haarscherp voor me.
Bij u thuis lazen ze Paris Match.
Op de salontafel lagen Franse kranten en tijdschriften. Mijn beide ouders waren tweetalig en haalden anderstalige lectuur in huis. Hun en mijn wereld hield niet op aan de rand van Brussel. Ik ben ze daar nog altijd erg dankbaar voor.
Wat weet u nog van de Wereldtentoonstelling in 1958?
(enthousiast) Dat was iets ongelofelijks! De Expo was de vitrine van de wereld. We hadden thuis geen televisie, alles wat op de Expo te zien was, was nieuw en nieuws voor ons. Mijn broer en ik hebben zowat de hele zomer de Expo bezocht. We hadden een abonnement gekregen en gingen er naartoe met de tram. Ik werd veertien, mijn broer dertien. Wij mochten er van thuis alleen naartoe. Het Spaans paviljoen is me bijgebleven, omdat het zo groot was. Het Franse was ook mooi. Door op knopjes te drukken kon je de stemmen van een schrijver horen. Het Thaise paviljoen loonde eveneens de moeite. (lacht) Enfin, zeker als je nog nooit een echte Thaise tempel had gezien.

Na uw middelbare studie besliste u voort te studeren. Deden de meeste meisjes dat al?
In het atheneum van Etterbeek wel. De taalwetenschappen werden meer door meisjes bevolkt, in de toegepaste en exacte wetenschappen zoals wiskunde en ingenieur liepen er meer jongens rond. Ik volgde Romaanse omdat mijn vader dat gestudeerd had.

We zijn bij de jaren zestig aanbeland. De Vlamingen in Brussel gingen harde tijden tegemoet. Voelde u dat aan den lijve?
In de jaren zestig en zeventig kreegje inderdaad af te rekenen met het gigantische misprijzen in francofone kringen voor de Vlaamse en Nederlandstalige cultuur. De grapjes waren duidelijk. Ken je de naam van de exprestrein Brussel-Oostende? De Transménapien. Dat soort boertigheid. In 1958 verbleven we tijdens de vakantie met het gezin in Parijs. Ik lunchte met moeder. Naast ons dineerden Franstalig-Belgische professoren. Het Nederlands is geen taal maar een samenraapsel van dialecten, zei een van hen. Een andere verkondigde dat de Nederlandstalige cultuur niet bestond. Je reinste racisme! Wie een Franstalige in het Nederlands aansprak, bezondigde zich aan flamingandsche agessie, zo leek het wel. En enkel de Vlamingen hadden in de oorlog met de Duitsers meegeheuld. De collaboratiebeweging Rex en haar leider Léon Degrelle, daar hadden de extremistische Franstaligen nog nooit van gehoord. Begrijp je dat ik zo ongelooflijk kwaad word als ik racistische uitspraken hoor? Brussel had en heeft natuurlijk ook zijn taalkundige charmes. Je weet er nooit in welke taal je zal worden aangesproken. Dat vind ik wel leuk. Brussel is ook de stad waar Nederlands- en Franstaligen samen de naam van de zwarte voetballer Lambic Wawa scanderen. De grootste omwenteling van de jaren zestig is wellicht de komst van de anticonceptiepil geweest. Voor het eerst in de geschiedenis konden vrouwen hun seksualiteitsbeleving zelf controleren. De weg naar een vrijere seksualiteitsbeleving lag open. Dat lijkt zo, maar het was niet waar. Zelfs aan de Vrije Universiteit van Brussel heerste de dubbele moraal nog altijd. Jongens mochten alles, meisjes mochten niets. Als wij meisjes in de koffer doken, waren we hoeren. Jongens hielden hun status van charmante witte ridder aan. Daar kwam het eigenlijk op neer. Mannelijke studenten zegden zelfs dat ze enkel zouden trouwen met een vrouw die een lager diploma had. Maar goed, mede door die mentaliteit kon het feminisme langzaam broeden. Jonge vrouwen vonden dat traditionele patronen niet meer pasten. Rond 1968 is Dolle Mina Nederland uitgenodigd op de VUB. Nooit heb ik zo’n agressief publiek gezien aIs al die linkse, progessieve, vrijzinnige jongelieden van de VUB. Hun toekomstverwachtingen over de rolverdeling in het gezin werden aan diggelen geslagen. ‘Werken is ons privilege, de kinderen en het huishouden zijn voor jullie.’Ja, zo dachten ze nog allemaal. Ik was al feministe zonder het te weten, maar toen ben ik overtuigd feministe geworden.
Ondanks de stijgende welvaart, nam het ongenoegen onder de jongelui toe. Het kwam tot uitbarsting tijdens de studentenonrust in Parijs, in het voorjaar van 1968. Hoe beleefde u die tijd?
Voor mij was de inval in Praag door de Sovjetrussen in augustus van datzelfde jaar veel belangrijker voor de wereld dan de studentenrevolte. Dat meen ik. Ik gaf toen zelf al les, de leerlingen wilden staken voor Leuven-Vlaams. De tweetalige universiteit van Leuven moest volledig Nederlandstalig worden. Het toeval wilde dat ik net zelf drie dagen gestaakt had met mijn collega’s: we wilden een betere wedde. Goed, we hebben de leerlingen samengeroepen. Er vond een ‘vrije vergadering’ plaats, zo ging dat toen. ‘s Namiddags lieten we hen door de straten van Zaventem lopen, een beetje ordelijk. En iedereen was content. Toch voelde je dat ongenoegen wel aankomen, hoor. Het begon met de Amerikaanse protestbewegingen tegen de betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de oorlog in Vietnam en de protestliederen van Bob Dylan, Joan Baez en Donovan. Toch vond ik de in de kiem gesmoorde Praagse Lente belangrijker. De inval van de Sovjet-Unie in Praag was een cynische illustratie van het brutale gelaat van het stalinisme.

U bent na de universiteit les gaan geven en verdiende uw eerste centen. Wat deed u ermee?
Eerst en vooral een auto kopen. Het werd een Austin Mini Cooper. En ik ging goedkoop op vakantie naar het dichtere buitenland, reisjes naar Londen, het Mekka van de jongerencultuur. Frankrijk en Portugal stonden ook op het programma. Kleren vond ik toen niet zo belangrijk, daar gaf ik niet veel centen aan uit. Mijn moeder had trouwens een naaister die kleren op maat maakte. Die vrouw heeft me lange tijd gekleed. Daama heb ik wat moeten zoeken. Ik was nogal onzeker over de manier waarop ik me het best kleedde. Maar daar ben ik nu overheen.

De landing op de maan in 1969, heeft u die gezien?
(laconiek) Die heb ik niet gezien. Ik was toen met mijn lief in Bretagne en had beter te doen dan naar de maan te kijken. Ik herinner mij de landing op de maan wel hoor, maar om andere redenen. (lacht)
Wat blijft u vandaag van mei 1968 bij?
Ik herinner me een krantencommentaar waarin een journalist zich kwaad maakte over rijkeluiskinderen die jammerden over de consumpfiemaatschappij. Terwijl uitgerekend op datzelfde ogenblik arbeidersgezinnen voor het eerst toegang kregen tot het moderne comfort. Hij heeft gelijk, dacht ik. Mij blijft ook de periode van enorme intellectuele opborreling bij, al was er veel schuim en hype. En we hadden nu eenmaal een luxe die er vandaag niet meer is. Wie in de jaren zesfig aan de universiteit zat was zeker van een baan. Dat is vandaag niet langer het geval.

U bent tot op heden geengageerd gebleven. U houdt niet van een veilige plek bij de haard?
Thuis zou ik zot worden. Mijn werk is niet allesoverheersend, maar het is de grootste bron van zelfverwezenlijking. Ik hoop dat ik door mijn werk ideeën kan verspreiden. Dat kwam telkens terug, in de jeugdbeweging, op school en in de politiek. Wist u dat ik nog politieke vorming gegeven heb aan mensen uit Oost- en Centraal Euro pa en Afrika? We discussieerden over recepten voor een betere democratie. Het is toch schitterend je daamee bezig te houden?

U deed Afrikanen nadenken over democratie. Wat hebben zij u geleerd?
Ze maken de meest verschrikkelijke gebeurtenissen mee en toch staan ze opnieuw op. Je kunt hun houding vergelijken met een rietstengel die wel buigt, maar altijd weer rechtop komt. Hun vindingrijkheid is onuitputtelijk.
Goed tweehonderd jaar geleden brak de Franse revolutie uit. De opstandelingen ijverden voor vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Komen die idealen een beetje dichterbij?
Ik ben eerder optimistisch dan pessimistisch. Het aantal staten dat min of meer democratisch is, stijgt De eerbiediging van de mensenrechten vindt meer en meer ingang. De doorbraak van de vrijemarkteconomie is ook positief. En dan heb ik het niet over de wet van de jungle, maar over een houding waarbij je de mensen de ruimte laat om initiafieven te nemen. Maar omdat mensen onvolmaakt zijn en blijven, is niets ooit verworven. Noch de democratie, noch de vrijheid noch de emancipatie van de vrouw: noch de vrede. We moeten eraan blijven werken, anders verdorren die principes. Daarom ben ik blij dat er nieuwe, andere regeringen in België aan de slag kunnen. Het was de hoogste tijd voor een nieuwe dynamiek.